De Europese AI-versnelling: zelfrijdende auto’s als startpunt van een nieuw tijdperk

Tijdens de Italiaanse Tech Week in Turijn riep Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, op tot een Europese versnelling in de ontwikkeling van zelfrijdende auto’s. Volgens haar moet Europa een “AI-first”-strategie hanteren voor strategische industrieën, met mobiliteit als speerpunt. De boodschap was duidelijk: de toekomst van de auto-industrie moet in Europa worden vormgegeven — met Europese technologie, op Europese wegen.

Deze oproep komt op een cruciaal moment. De Europese auto-industrie bevindt zich midden in een transitie. De combinatie van elektrificatie, digitalisering en de druk om te verduurzamen dwingt producenten en beleidsmakers tot snelle innovatie. Tegelijkertijd lopen fabrikanten in de Verenigde Staten en China voorop bij de ontwikkeling van autonome voertuigen. Europa dreigt de aansluiting te verliezen, tenzij het gericht investeert in onderzoek, infrastructuur en wetgeving die innovatie ondersteunt zonder de veiligheid uit het oog te verliezen.

Een “AI-first” aanpak in mobiliteit

De kern van Von der Leyens boodschap is dat Europa zijn industriële kracht moet combineren met de mogelijkheden van kunstmatige intelligentie. Zelfrijdende auto’s zijn niet alleen een technologische doorbraak, maar ook een motor voor economische groei. Miljoenen Europeanen werken in of rondom de auto-industrie. Door de integratie van AI kunnen banen behouden blijven en nieuwe ontstaan, bijvoorbeeld in softwareontwikkeling, databeheer en voertuigveiligheid.

AI kan bovendien bijdragen aan veiliger verkeer. Het overgrote deel van de verkeersongevallen wordt veroorzaakt door menselijke fouten. Zelfrijdende systemen kunnen reageren met meer precisie en consistentie, zonder vermoeidheid of afleiding. Daarnaast biedt autonoom vervoer kansen om afgelegen gebieden beter te ontsluiten en verkeersstromen efficiënter te maken. Minder files betekent minder uitstoot en minder verspilling van tijd en energie.

Von der Leyen stelde dat “AI-first” ook “safety-first” betekent. Autonome voertuigen kunnen pas op grote schaal worden toegelaten als ze voldoen aan de hoogste normen voor veiligheid, betrouwbaarheid en transparantie. Dat vereist een stevig juridisch en technisch fundament.

Juridische uitdagingen rond autonomie

De invoering van zelfrijdende voertuigen stelt het bestaande juridische kader op de proef. De kernvraag is wie verantwoordelijk is als een autonoom voertuig schade veroorzaakt. In het traditionele model ligt aansprakelijkheid bij de bestuurder. Bij volledig autonome systemen is die lijn niet meer zo scherp.

Wanneer een auto zelf beslissingen neemt, kan een ongeval het gevolg zijn van een softwarefout, een sensorstoring of een verkeerde dataverwerking. De fabrikant, de softwareleverancier of zelfs de dataprovider kunnen een rol spelen. Het bestaande aansprakelijkheidsrecht zal moeten worden aangepast om deze gedeelde verantwoordelijkheid te reguleren. Daarbij is het essentieel dat slachtoffers eenvoudig kunnen vaststellen wie aansprakelijk is en dat verzekeringssystemen daarop zijn ingericht.

Een ander vraagstuk betreft de naleving van verkeersregels. Autonome voertuigen moeten voortdurend beslissingen nemen binnen een complex juridisch kader. Verkeerswetgeving is vaak gebaseerd op open normen, zoals “gevaar voorkomen” of “voldoende afstand houden”. Zulke regels vergen interpretatie. Een autonoom systeem moet niet alleen de letter, maar ook de geest van de wet begrijpen. Dat vereist dat AI-systemen worden getraind op juridische en ethische besluitvorming, niet enkel op technische optimalisatie.

Ook de ethiek van besluitvorming speelt mee. In noodsituaties kunnen autonome voertuigen voor morele dilemma’s komen te staan — bijvoorbeeld bij keuzes die leiden tot schade voor één persoon om een groter gevaar af te wenden. Zulke scenario’s vereisen transparante algoritmen en publieke discussie over de waarden die in de technologie worden ingebouwd.

Data, privacy en veiligheid

Zelfrijdende auto’s zijn datagedreven systemen. Ze verzamelen continu informatie over hun omgeving, de inzittenden en andere weggebruikers. Camera’s, sensoren en communicatienetwerken produceren enorme hoeveelheden data, die worden gebruikt om beslissingen te nemen en de prestaties te verbeteren.

Die datastroom brengt risico’s met zich mee. Locatiegegevens en videobeelden kunnen herleidbaar zijn tot personen, waardoor de privacywetgeving — met name de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) — direct van toepassing is. Fabrikanten en exploitanten van autonome voertuigen moeten zorgen voor gegevensminimalisatie, duidelijke toestemming en beveiliging tegen datalekken.

Daarnaast speelt cybersecurity een doorslaggevende rol. Een gehackt voertuig vormt niet alleen een privacyrisico, maar ook een direct gevaar voor de fysieke veiligheid. Europese regelgeving eist daarom dat autonome voertuigen worden uitgerust met robuuste beveiligingslagen en dat incidenten worden gemeld aan bevoegde autoriteiten. Het juridische begrip “veilig product” krijgt in dit domein een nieuwe, digitale dimensie.

Regelgeving in ontwikkeling

De Europese Unie werkt al langer aan een integraal kader voor kunstmatige intelligentie. De AI Act, die in 2024 is aangenomen, legt een risicogebaseerde structuur vast. Toepassingen met een hoog risico — zoals AI-systemen die beslissingen nemen over voertuigbesturing — vallen onder strikte verplichtingen. Fabrikanten moeten kunnen aantonen dat hun systemen veilig zijn, dat besluitvorming controleerbaar is en dat menselijke tussenkomst mogelijk blijft.

Voor de auto-industrie sluit dit kader aan op bestaande regelgeving over typegoedkeuring en productveiligheid. AI-systemen in voertuigen worden beschouwd als onderdeel van het geheel en moeten voldoen aan technische normen die ook gelden voor mechanische onderdelen. Europa streeft naar één geharmoniseerd stelsel, zodat fabrikanten niet met uiteenlopende nationale regels te maken krijgen.

Parallel daaraan werkt de EU aan het opzetten van testomgevingen. Von der Leyen kondigde in Turijn aan dat een netwerk van Europese steden zal worden gevormd om pilootprojecten met autonome voertuigen te faciliteren. In Italië hebben zestig burgemeesters al interesse getoond. Zulke proeftuinen moeten helpen om wetgeving, infrastructuur en publieke acceptatie hand in hand te laten groeien.

Nederland als proeftuin

Nederland behoort tot de landen die al ervaring opdoen met zelfrijdende voertuigen. De zogeheten Experimenteerwet maakt het mogelijk om tests uit te voeren op de openbare weg, ook zonder bestuurder in het voertuig. Voorwaarde is dat er toezicht op afstand bestaat en dat de veiligheid van medeweggebruikers gewaarborgd blijft.

De RDW, die verantwoordelijk is voor toelating van voertuigen, beoordeelt aanvragen op technische betrouwbaarheid, verzekering en verkeersveiligheid. Deze praktijkervaring levert waardevolle kennis op voor Europese harmonisatie. Nederland laat zien dat gereguleerde experimenten kunnen bijdragen aan innovatie zonder onaanvaardbare risico’s.

Economische en maatschappelijke impact

De invoering van autonome voertuigen heeft niet alleen technologische, maar ook economische gevolgen. De auto-industrie verschuift van mechanische productie naar digitale dienstverlening. Software-ontwikkeling, data-analyse en onderhoud op afstand worden steeds belangrijker. Daarmee ontstaan nieuwe waardeketens, waarin niet alleen autofabrikanten, maar ook technologiebedrijven, datacenters en telecomproviders een rol spelen.

Daarnaast verandert het gebruik van voertuigen zelf. Autonoom vervoer maakt deelmobiliteit en on-demand transport toegankelijker. Dit kan leiden tot minder privébezit van auto’s en een efficiënter gebruik van infrastructuur. Tegelijkertijd roept het vragen op over arbeidsplaatsen in de transportsector, de verdeling van winst en verantwoordelijkheid, en de rol van publieke en private partijen in de sturing van mobiliteitssystemen.

De rol van juristen en beleidsmakers

De ontwikkeling van zelfrijdende auto’s vraagt om nauwe samenwerking tussen technici, beleidsmakers en juristen. Juridische professionals spelen een sleutelrol bij het vertalen van maatschappelijke waarden naar juridische normen. Zij moeten helpen bepalen hoe verantwoordelijkheid wordt verdeeld, hoe toezicht wordt georganiseerd en hoe burgers worden beschermd.

Voor advocaten en bedrijfsjuristen ontstaan nieuwe adviesgebieden. Contracten tussen fabrikanten, softwareleveranciers en verzekeraars moeten helder regelen wie aansprakelijk is bij fouten in algoritmen of sensoren. Compliance met de AI Act en privacywetgeving wordt een standaardonderdeel van due diligence.

Daarnaast kunnen juristen bijdragen aan ethische kaders. Transparantie, uitlegbaarheid en menselijke controle zijn niet alleen technische vereisten, maar ook juridische beginselen. Het recht zal richting moeten geven aan de vraag in hoeverre beslissingen van autonome systemen toelaatbaar zijn, en onder welke voorwaarden menselijke correctie verplicht blijft.

Op weg naar Europese autonomie

De oproep van Von der Leyen markeert het begin van een nieuw hoofdstuk in de Europese technologische ontwikkeling. Door AI centraal te stellen in strategische industrieën wil de EU voorkomen dat ze afhankelijk wordt van buitenlandse platforms en technologieën. Zelfrijdende voertuigen vormen een tastbare en zichtbare eerste stap in dat proces.

De komende jaren zal blijken of Europa erin slaagt om innovatie, veiligheid en rechtszekerheid in balans te brengen. De contouren van het juridische landschap zijn al zichtbaar: een combinatie van de AI Act, sectorale regelgeving en nationale proefwetgeving. Wat nog ontbreekt, is de samenhang tussen de verschillende lagen van beleid, praktijk en toezicht.

Voor de juridische gemeenschap ligt hier een kans om actief richting te geven aan die ontwikkeling. Door kennis te bundelen en interdisciplinair samen te werken, kunnen juristen bijdragen aan een toekomst waarin AI-gestuurde mobiliteit niet alleen technisch mogelijk, maar ook juridisch verantwoord is.

De toekomst van de auto — en van het recht dat haar omringt — wordt nu geschreven. In Europa, door Europa, en voor Europa.

Volgende
Volgende

Is het antwoord van AI voldoende voor het vaststellen van het opleidingsniveau bij een WIA-beoordeling?