AI en fraude in het onderwijs: UvA-rechtenstudent loopt stuk bij Raad van State
Een rechtenstudent van de Universiteit van Amsterdam dacht slim te zijn door ChatGPT in te zetten bij een schrijfopdracht. Het liep anders: de chatbot produceerde niet-bestaande literatuurverwijzingen. De examencommissie kwalificeerde dit als fraude, het College van Beroep voor de Examens (CBE) bevestigde dat oordeel, en uiteindelijk oordeelde ook de Raad van State dat de sancties terecht waren. Daarmee ligt er nu een richtinggevende uitspraak over AI-gebruik en examenfraude.
De casus: spookbronnen in een groepsopdracht
De student volgde de bachelor Rechtsgeleerdheid en werkte aan het vak Amsterdam Law Firm 2.1, waarbij in groepsverband een jurisprudentie- en literatuuronderzoek moest worden uitgevoerd. De docent ontdekte dat bronnen 2 tot en met 5 in de bibliografie niet bestonden. Toen de student daarover werd aangesproken, leverde hij alternatieve links aan, maar ook die overtuigden niet.
De examinator meldde een vermoeden van fraude bij de examencommissie, die na een hoorzitting oordeelde dat sprake was van ongeoorloofd gebruik van AI. Gevolg: de opdracht werd ongeldig verklaard en de student werd uitgesloten van de eerste tentamengelegenheid in de vakken Goederenrecht en Europees recht.
Het verweer van de student
De student bestreed de sancties met een reeks argumenten:
Onzorgvuldige procedure – hij zou geen stukken hebben ontvangen voorafgaand aan het hoorgesprek, niet zijn gewezen op zijn recht op rechtsbijstand en geen cautie hebben gekregen.
Ontbrekend bewijs – er zou geen bewijs zijn dat AI daadwerkelijk was gebruikt.
Geen fraude-intentie – hij stelde dat ChatGPT alleen was gebruikt om bronnen volgens de Leidraad netjes te formuleren.
Onevenredige sanctie – het ongeldig verklaren van de opdracht en uitsluiting van tentamens zou disproportioneel zijn, zeker nu hij niet eerder van fraude was beticht.
Oordelen van CBE en Raad van State
Het CBE (12 februari 2025) verklaarde het administratief beroep ongegrond: de bronnen bestonden niet, de student had erkend AI te hebben gebruikt, en de sanctie was volgens het CBE proportioneel.
De Raad van State (30 juli 2025) bevestigde dit oordeel en voegde belangrijke nuances toe:
Sancties zijn pedagogisch, geen straf
Sinds een eerdere uitspraak (ECLI:NL:RVS:2025:1831) beschouwt de Afdeling dit soort sancties niet meer als punitief, maar als pedagogisch disciplinaire herstelsancties. Daardoor gelden waarborgen als cautie of recht op rechtsbijstand niet.Motiveringsgebrek hersteld
Het besluit van 15 oktober 2024 was in strijd met art. 3:47 Awb: het bevatte geen motivering en geen rechtsmiddelenclausule. Dat gebrek werd later hersteld met een brief van 28 oktober. De Raad van State paste art. 6:22 Awb toe en passeerde dit gebrek omdat de student niet in zijn belangen was geschaad.Fraude buiten redelijke twijfel bewezen
De student erkende AI-gebruik. De Raad van State vond het niet aannemelijk dat de bronnen eerst bestonden en alleen verkeerd door ChatGPT waren geformuleerd. Intentie is bovendien niet relevant: het gaat om de uitkomst.Sanctie proportioneel
Uitsluiting van eerste-kans tentamens en ongeldigverklaring van de opdracht zijn passend. De student kon alle vakken nog herkansen in hetzelfde studiejaar en liep dus geen vertraging op. Ook werd zwaar meegewogen dat zijn groepsgenoten ten onrechte bij fraudeonderzoek werden betrokken.Reformatio in peius
Het CBE kwalificeerde de fraude als “ernstig”, terwijl de examencommissie sprak van “gewone” fraude. Dit is in strijd met het verbod van reformatio in peius: een beroep mag de student niet in een slechtere positie brengen. De Raad van State gelastte daarom dat de universiteit deze registratie moest corrigeren, maar verklaarde het beroep toch ongegrond omdat de sanctie zelf niet was verzwaard.Proceskostenvergoeding
Opvallend detail: ondanks dat de student inhoudelijk verloor, kende de Raad van State wél een proceskostenvergoeding toe (ruim € 3.000 in totaal), vanwege procedurele gebreken en de onjuiste kwalificatie door het CBE.
Juridische betekenis: bewijslast bij de student
Deze uitspraak geeft richting voor toekomstige gevallen:
Studenten moeten aantonen dat hun werk eigen is zodra er een plausibel vermoeden van AI-gebruik of plagiaat ontstaat.
Examencommissies hoeven AI-gebruik niet technisch te bewijzen; het vaststellen dat bronnen niet bestaan kan al genoeg zijn.
Intentie speelt geen rol: ook onbewust gebruik van AI dat leidt tot onjuiste of verzonnen bronnen kan fraude opleveren.
Lessen voor onderwijs en praktijk
AI-geletterdheid is noodzakelijk – Studenten moeten beseffen dat taalmodellen bronnen kunnen verzinnen.
Controleplicht bij de gebruiker – Wie AI inzet, moet álle bronnen en citaten verifiëren.
Onderwijsinstellingen moeten voorlichten – Universiteiten doen er goed aan studenten expliciet te wijzen op deze risico’s.
Strenge lijn in integriteit – Ook zonder frauduleuze intentie blijft het gebruik van niet-bestaande bronnen onder de zwaarste categorie onregelmatigheden vallen.
Afsluiting
De Raad van State bevestigt dat AI-gebruik in het onderwijs zonder zorgvuldige controle snel onder fraude kan vallen. De verantwoordelijkheid blijft volledig bij de student. Deze uitspraak biedt houvast voor examencommissies en zet ook een bredere norm: wie AI gebruikt in de juridische praktijk of in andere sectoren, blijft eindverantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de output.