Clanker: het uitschelden van AI — wat zegt het over ons (en de technologie)?
Heb je al eens gehoord van het woord clanker? Voor Star Wars-fans is het geen onbekende term — bijna 25 jaar geleden werd het gebruikt om droids minachtend aan te spreken. Dit jaar krijgt het woord een nieuwe lading: het duikt op als scheldwoord richting kunstmatige intelligentie. En dat is interessanter dan het op het eerste gezicht lijkt. Niet alleen omdat mensen hun ergernis op algoritmes richten, maar vooral omdat het laat zien hoe we AI waarnemen, gebruiken — en misbruiken.
Van sciencefiction naar scheldwoord: waarom nu?
Er zijn genoeg redenen waarom mensen AI willen uitschelden. Het nieuws schildert regelmatig sombere toekomstbeelden: banen die verdwijnen, algoritmes die discrimineren, bedrijven die mensen ontslaan na automatisering. Die maatschappelijke impact maakt AI tastbaar en bedreigend. Wanneer iets je broodwinning of levensloop lijkt te raken, wordt je boos — en ergens moet die boosheid heen.
Toch is er iets anders aan de hand. Windows, Excel of een kapotte auto-robot hebben ons ook al vaak gefrustreerd, maar we richten doorgaans geen persoonlijke beledigingen aan die systemen. Het feit dat we nu woorden als clanker gebruiken, wijst erop dat we AI-chatbots — ten onrechte — als iets persoonlijks zijn gaan zien: niet louter software, maar ‘een aanwezigheid’ met wie we interacteren.
De vermenselijking van chatbots: een strategische keuze
Die persoonsgerichte bejegening is niet uit de lucht komen vallen. Sinds de introductie van conversational AI hebben bedrijven bewust geïnvesteerd in menselijke, sympathieke persona’s. Er zitten commerciële logica’s achter: een vriendelijke, empathische chatbot voelt vertrouwelijker aan, verhoogt gebruikersbinding en maakt overstappen naar een concurrent minder aantrekkelijk. Dat is slimme productstrategie — maar het heeft een keerzijde.
Vermenselijking creëert verwachtingen. Gebruikers gaan emotionele steun zoeken, persoonlijke zaken delen en soms medische of psychische adviezen verwachten. Dat is riskant: AI is geen therapeut, geen rechter en geen werkgever. Het kan informatie geven, patronen herkennen en suggesties doen, maar het begrijpt geen moraal, context of verantwoordelijkheid zoals mensen dat doen. Wanneer die grenzen vervagen, ontstaan gevaarlijke misverstanden — soms met ernstige gevolgen.
Gevolgen van antropomorfisme: vertrouwen en verzachtende fouten
Als een chatbot ‘menschelijk’ overkomt, neigen mensen de output soepeler te accepteren. Fouten worden afgedaan als ‘menselijke vergissingen’ of weggewuifd. Dat creëert twee problemen:
Oververtrouwen: gebruikers vertrouwen belangrijke beslissingen toe aan systemen die onbetrouwbaar of bevooroordeeld kunnen zijn. Denk aan juridische of medische ontwerpadviezen die niet gevalideerd zijn.
Verantwoordelijkheid verdwijnt: wanneer iets fout gaat, is het onduidelijk waar aansprakelijkheid ligt — bij de ontwikkelaar, de gebruiker of de ‘AI’ zelf. Dat maakt juridische vragen lastiger.
Daarnaast is er een paradox: we maken AI menselijker zodat het prettiger is in gebruik, maar tegelijk willen we het ontmenselijken zodra het onaangenaam wordt (we schelden erop, degradatie naar ‘clanker’). Dat dubbele signaal is belangrijk: we verlangen menselijke interactie, maar we willen de bijbehorende verantwoordelijkheden niet accepteren.
Werk en welzijn: tastbare effecten
De emotionele lading rond AI is niet alleen psychologisch. Organisaties gebruiken automatisering om processen te verbeteren — soms met ontslag tot gevolg. Dat creëert concrete slachtoffers en voedt de vijandigheid richting technologie. Wanneer collega’s door een algoritme op straat komen te staan, richt de frustratie zich natuurlijk op het zichtbare gezicht van die technologie: de chatbot, de autonome tool, de ‘co-pilot’.
Tegelijkertijd zien we mensen die emotionele steun zoeken bij chatbots — en dat kan problematisch uitpakken. AI die onbedoeld misleidende of onnauwkeurige antwoorden geeft op gevoelige vragen kan iemands mentale gezondheid schaden. Het is een ethische en juridische nachtmerrie in wording.
Wat moeten ontwerpers, juristen en organisaties doen?
Als juridische tech-publicatie beperken we ons niet tot de observatie. Wat zijn de praktische stappen om de clanker-cultuur te adresseren en de risico’s te mitigeren?
Transparantie in persona en beperkingen. Laat gebruikers vanaf het eerste contact helder weten dat ze met een systeem spreken, welke data wordt gebruikt en wat de grenzen van de AI zijn. Persona’s mogen vriendelijk zijn, maar niet misleidend.
Design cues die afstand bewaren. Maak AI-interfaces zo dat empathie en menselijkheid niet verward worden met echte menselijke zorg of advies. Bijvoorbeeld: disclaimers bij gevoelige onderwerpen; geen vage ‘ik begrijp je’-zinnen zonder context.
Verantwoordingsketens: leg duidelijk vast wie aansprakelijk is bij foutieve of schadelijke uitkomsten — maker, aanbieder of gebruiker — en zorg dat contracten en algemene voorwaarden dat reflecteren.
Regulering en standaarden. Juridische kaders (consumentenbescherming, medische richtlijnen, arbeidsrecht) moeten aangepast worden aan deze nieuwe realiteit. Als juristen kunnen we bijdragen aan richtlijnen voor ethische persona-ontwikkeling.
Digitale geletterdheid en training. Leer gebruikers — van consumenten tot HR-managers — hoe ze AI moeten inzetten en waar de grenzen liggen. Bewustzijn reduceert ongepaste vertrouwensplaatsing.
Is clanker een nuttig mechanisme?
Op een ironische manier kan schelden functioneel zijn. Psychologische onderzoeken tonen aan dat vloeken of schelden tijdelijk stress kan verlagen of de pijngrens verhogen. In sociale contexten kan het ook groepssamenhang versterken. Dus ja: iemand even clanker noemen kan catharsis brengen.
Maar schelden verandert niets aan de technologische en juridische problemen die achter die frustratie schuilgaan. Het is symptoombestrijding, geen oplossing. Als we willen dat AI maatschappelijk werkt — in bedrijven, in de rechtspraktijk, in de kliniek — dan moeten we ons richten op heldere ontwerprichtlijnen, juridische regels en gebruikersvoorlichting.
Afsluitende noot: menselijkheid met grenzen
Het fenomeen clanker vertelt ons iets wezenlijks: we hebben AI-systemen zo ver ontwikkeld (en gemarket) dat mensen ze soms als sociale anderen benaderen. Dat is een kracht — en een valkuil. Voor juristen, ontwerpers en beleidsmakers ligt er een taak: de menselijkheid van AI niet volledig te ontkennen (want gebruiksvriendelijkheid is cruciaal), maar wel strikte grenzen en verantwoordelijkheden te verankeren.
Bij The Innovative Lawyer pleiten we voor een benadering die zowel technologisch als juridisch volwassen is: empathische interfaces mét duidelijke disclaimers, commerciële innovatie mét wettelijke waarborgen, en menselijke zorg mét professionele grenzen. En als je af en toe even clanker wilt roepen tegen je chatbot — ga je gang — maar onthoud: dat is een signaal. Een signaal dat vraagt om serieuze aandacht, niet alleen kretologie.