AI‑fobie: waarom we gemak nog steeds verwarren met valsspelen

Inmiddels duiken er steeds meer berichten op van copywriters, marketeers en consultants die hun opdracht verloren omdat een AI‑detectietool hun tekst “verdacht” vond. Niet vanwege feitelijke fouten, plagiaat of een gebrekkige schrijfstijl, maar puur omdat een algoritme ergens patronen herkende die volgens de tool niet menselijk konden zijn. De opdrachtgever hanteerde een harde “geen AI”‑clausule en beëindigde de samenwerking.

Dit soort verhalen komt niet alleen uit de Verenigde Staten; ook in Nederland, België en Duitsland duiken vergelijkbare incidenten op. Een freelance vertaler uit Utrecht bood aan om zijn scherm te delen terwijl hij vertaalde om te bewijzen dat hij zélf typte. Een social‑media‑manager in Antwerpen leverde versies met verspringende tijdstempels in—maar de klant bleef bij het besluit. De angst zit niet zozeer in de technologie zelf, maar in een diepgewortelde overtuiging: als werk er makkelijk uitziet, kan het niet waardevol zijn.

Van ambacht tot algoritme—en steeds dezelfde onrust

Nieuwe hulpmiddelen hebben altijd wantrouwen opgeroepen. Toen de schrijfmachine eind 19e eeuw de ganzenveer verving, waarschuwden uitgevers dat “echte literatuur” zou verdwijnen. De eerste tekstverwerkers kregen het verwijt dat ze slordig denken in de hand werkten. En nu zet generatieve AI dat patroon voort: als het geautomatiseerde deel te zichtbaar wordt, voelen we ons moreel ongemakkelijk.

In de Nederlandse debatten over de arbeidsduurverkorting in de jaren tachtig klonk een soortgelijke ondertoon. Efficiënter werken was prima, mits iedereen wél veertig uur aanwezig bleef. Het ging niet alleen om output, maar om het ritueel van inspanning, het gezamenlijk “zwoegen”. Die reflex leeft voort in de klokstraf voor bureauwerk—urenbriefjes, activity trackers, statuslampjes in Teams. Komt er plots een tool die tien uur research tot tien minuten reduceert, dan staat ons hele meetsysteem op losse schroeven.

Het theater van productiviteit

Velen van ons kennen het fenomeen “online zijn om online te zijn”. Even de muis bewegen om de groene stip in Microsoft Teams niet te laten verdwijnen, nog snel een nachtelijke e‑mail versturen voor de zichtbaarheid. Sociologen noemen het performative work: activiteiten die vooral bewijzen dát je bezig bent. Zolang productiviteit in uren wordt uitgedrukt, blijft dat toneel lonend.

Generatieve AI verstoort deze spelregels. Stel dat een AI‑tool in vijf minuten een memo opstelt waar jij vroeger een dag op zwoegde. Reken je dan nog steeds acht uur? Zet je er “AI‑assist” bij en factureer je minder? Of blijf je de oude prijs vragen omdat de échte waarde in de finesse zit waarmee je de tekst aanscherpt? Veel organisaties hebben daar (nog) geen helder antwoord op, dus roepen ze liever: “We verbieden AI.” Veilig, maar kortzichtig.

Waarom “zero‑AI” onhoudbaar is

Een absoluut verbod op AI‑ondersteunde content lijkt stoer, maar is praktisch niet vol te houden. Spellingscorrectie in Word, suggesties met Copilot — het zijn allemaal vormen van AI. Trek je de lijn bij ChatGPT? Wat doe je met de nieuwe AI‑functies die stilletjes in bijvoorbeeld Adobe worden geïntegreerd?

Bovendien verleggen zulke verboden de aandacht van resultaat naar procedure. Een opdrachtgever wil in de kern duidelijke teksten en/of een solide advies. Of daar nu een algoritme, een boekenkast of een wandeling in het bos aan voorafging, zou voor de waarde niet uit hoeven maken—zolang de inhoud klopt, ethisch verantwoord is en past bij de opdracht.

Wat doet AI nu eigenlijk met onze arbeid?

AI schrapt geen werk, maar herverdeelt het.

  1. Selectie en filtering – De tijdrovende eerste schifting (bijvoorbeeld 200 bronnen terugbrengen tot 20) gaat razendsnel.

  2. Structureren – Een ruwe opzet van een e-mail, memo of rapport staat in seconden.

  3. Transformatie – Vertalingen, samenvattingen of herschrijvingen in een andere toon zijn één prompt weg.

Het menselijk deel verschuift naar beoordelen, prioriteren, fact‑checken, nuance aanbrengen, tone‑of‑voice afstemmen, context geven. Dat is vaak cognitief zwaarder, maar minder zichtbaar voor het tijdschrijf‑systeem. Zolang zichtbaarheid leidend blijft, bestaat het risico dat deze cruciale, maar stille, stappen worden ondergewaardeerd.

Drie routes naar een gezondere verhouding met gemak

1. Breid je productiviteitskompas uit
Meet niet alleen tijd, maar ook impact. Een brainstorm van twintig minuten kan meer waarde genereren dan drie uur PowerPoint‑schuiven. Teams kunnen experimenteren met vaste prijzen per deliverable, abonnementen op expertise of een bonus bij aantoonbare omzetstijging voor de klant. Zo wordt het lonend om AI slim in te zetten in plaats van stiekem te verbannen.

2. Herdefinieer expertise
Als AI de routine overneemt, verschuift de menselijke meerwaarde naar vragen stellen, verbanden leggen, scenario’s doorrekenen en ethisch toetsen. In de praktijk betekent dit: leren prompten, maar vooral je oordeel aanscherpen. Wie alleen paraphraseert wat de tool uitspuwt, is vervangbaar; wie de juiste keuzes maakt, blijft onmisbaar.

3. Maak het onzichtbare zichtbaar
Transparantie schept vertrouwen, zeker in klantrelaties. Benoem welke delen met AI zijn voorbereid en waar manuele controle is toegepast. In plaats van tien conceptversies kun je bijvoorbeeld een changelog delen: “AI‑samenvatting op basis van dataset X; menselijke validatie en aanvulling in paragraaf 3 en 4.” Het is geen toetsenbord‑circus, maar wel inzicht in de denkstappen.

Europese context: van wetgeving tot werketiek

In Brussel is gewerkt aan de AI‑verordening, die transparantie‑eisen stelt aan hoog‑risico‑toepassingen. Dat ziet niet op voor de output van juristen, maar de geest van de wet—verantwoordelijkheid en uitleg kunnen geven—blijft relevant. Nederlandse toezichthouders, zoals de Autoriteit Persoonsgegevens, hameren eveneens op zorgvuldigheid bij geautomatiseerde besluitvorming. Een verbod uit angst is echter niet hun advies; ze vragen om risico‑analyse en proportionele maatregelen.

Ook op de werkvloer zijn er kaders. De Nederlandse Arbeidsinspectie publiceerde in 2024 al richtlijnen voor het gebruik van software die werknemers monitort. Kernpunt: informeer medewerkers, laat ze meebeslissen en pas de gegevens niet oneigenlijk toe. Dat principe kun je één op één vertalen naar AI in creatieve processen.

Loskomen van de lijdensmythe

De idee dat waarde louter voortkomt uit zwoegen, is hardnekkig. Ze wortelt in religieuze arbeidsethos, de industriële revolutie en—laten we eerlijk zijn—het uurtarief. Maar gemak is niet per definitie fout, net zo min als een grote tijdsinspanning automatisch kwaliteit garandeert.

AI dwingt ons die conclusie opnieuw te trekken. Het confronteert ons met de vraag: Wat willen we nu eigenlijk belonen? Tijd of resultaat? Sleur of scherpzinnigheid? Als we kiezen voor het laatste, moeten we accepteren dat sommige taken kinderspel worden—en dat dát juist ruimte schept voor creativiteit, empathie en innovatie.

Conclusie: van angst naar emancipatie

AI is geen bedreiging voor authenticiteit, maar een spiegel voor onze verouderde meetmodellen. Wie onbevangen kijkt, ziet een kans om werk menselijker te maken: minder repetitief, minder gebaseerd op aanwezigheidsplicht, méér gericht op effect. Dat vergt nieuwe afspraken over beloning en vertrouwen, maar levert uiteindelijk een gezondere werkcultuur op.

Dus de volgende keer dat iemand instinctief roept dat AI “valsspelen” is, stel dan rustig de tegenvraag: Is de zorg de kwaliteit, of slechts onze veronderstelling dat het pas waardevol is als het zwaar voelt? Misschien ontdekken we dan dat échte professionaliteit niet in het zweet zit, maar in het resultaat dat we samen boeken—hoe slim de hulpmiddelen ook zijn.

Vorige
Vorige

EU dreigt met digitale heffing op Amerikaanse techreuzen in escalerend handelsconflict

Volgende
Volgende

AI is er om herhaling te voorkomen – en dat is precies wat juristen nodig hebben